Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [64]Zij weten niet, en verstaan niet, want [65]het heeft [66]hun ogen bestreken, dat zij niet zien, [en] hun harten, dat zij niet verstaan. 64. Te weten de afgodendienaars. 65. Te weten het beeld, of de afgod. 66. Te weten met valsen waan en bijgeloof, die hunne ogen ten enenmale verblinden. Anders: want [God] heeft hunne ogen gesloten, enz. als zijnde een antwoord op het vragen dergenen, die met verwondering vragen hoe het mogelijk is, dat enig mens zo blind is, dat hij zulke verschrikkelijke afgoderij begaat.